Kinderen en jongeren die in armoede leven hebben meer lichamelijke en psychische klachten dan hun meer welvarende leeftijdgenoten. Ook hebben zij vaker overgewicht, voelen ze zich minder gelukkig, hebben ze vaker hechtingsproblemen met hun ouders en zijn ze negatiever over hun leven en toekomst. Volwassenen die leven met geldzorgen, schulden of armoede hebben vaker chronische stress, een ongezonde leefstijl of chronische ziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten. Ook psychsociale problemen of opvoedproblemen komen vaker voor. Deze volwassenen zijn vaak minder gelukkig en minder goed in staat om beslissingen te nemen op lange termijn.
Wat is armoede?
Er zijn veel verschillende definities en benaderingen van armoede. Vragen over welke mensen arm zijn en welke levensomstandigheden nu daadwerkelijk als arm moeten worden aangemerkt, zijn niet makkelijk te beantwoorden. Wel is er overeenstemming dat armoede in West-Europese landen niet meer een kwestie van fysiek overleven is, maar eerder een kwestie van niet volgens gangbare maatschappelijke opvattingen kunnen leven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve armoede.
Mensen met absolute armoede leven onder de lage-inkomensgrens en beschikken bijvoorbeeld niet over voldoende voedsel, huisvesting, toegang tot gezondheidszorg en onderwijs.
Mensen die leven in relatieve armoede hebben onvoldoende middelen om te kunnen voorzien in maatschappelijke erkende behoeften en te participeren in de samenleving.
Omvang van armoede in Nederland
In Nederland berekenen het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) URL: https://www.scp.nl ), het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en het Nibud jaarlijks de armoedecijfers. Sinds oktober 2024 hanteren zij samen een nieuwe armoedegrens en methode om armoede te meten. Het is voor het eerst dat het SCP, het CBS en het Nibud dezelfde methode gebruiken.
Volgens deze nieuwe methode leefde in 2023 3,1% van de bevolking in Nederland (540.000 mensen) onder de armoedegrens. In 2018 ging het om 7,1% van de inwoners.
Bent u op zoek naar recente armoedecijfers voor uw gemeente of regio? Wees u dan bewust van deze definitiewijziging. Mogelijk heeft dit gevolgen voor de beleidsvoering, (doorlopende) monitoring of gehanteerde criteria van het lokale armoedebeleid, een project of een interventie.
Waar de armoedegrens voor een huishouden ligt, hangt af de samenstelling van het huishouden: het aantal volwassenen en het aantal kinderen in het huishouden, de leeftijd van de kinderen (0-12 jaar of 13-17 jaar) en het aantal studenten in het huishouden.
De armoedegrens in 2023, volgens de nieuwe methode:
- Voor een alleenstaande: € 1.510 netto per maand, bij een huur van € 590 en energielasten van € 145.
- Voor een paar met twee kinderen tot en met 12 jaar: € 2.535 netto per maand.
- Voor een tweeoudergezin met twee tieners: € 2.910 netto per maand.
- Voor een tweeoudergezin met twee tieners: € 2.910 netto per maand.
Als het huishouden een vermogen (en daarmee een financiële buffer) heeft dat hoger is dan de armoedegrens op jaarbasis, dan is er geen sprake van armoede. Voor een alleenstaande lag dat bedrag in 2023 op € 18.145, voor een stel met twee jonge kinderen was dat € 30.405.
Meer weten? Lees de samenvatting over de nieuwe methode om armoede in Nederland te meten (CBS, 2024).
Relatie armoede, schulden en gezondheid
Vier factoren spelen een rol in de relatie armoede, schulden en gezondheid:
Meer financiële middelen betekent vaak meer materiële mogelijkheden (bijvoorbeeld gezonde voeding of gezondheidsbevorderende of –beschermende producten) en betere leefomstandigheden.
langdurige financiële zorgen en gebrek aan perspectief leiden tot chronische stress wat de gezondheid negatief kan beïnvloeden. Chronische ziektes hebben invloed op de lichamelijke conditie waardoor kwetsbaarheid voor andere ziektes kan ontstaan. Daarnaast heeft chronische stress invloed op de mentale conditie. Mensen die te maken hebben met chronische stress hebben meer moeite met het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, zijn gevoelig voor korte termijn belangen en directe beloning, staan minder open voor advies en hulp en zijn minder goed in staat om positieve intenties om te zetten in actie. Hierdoor is het moeilijker om bijvoorbeeld een ongezonde leefstijl aan te passen.
Mensen die in armoede leven, hebben vaak een minder gezonde levensstijl en zijn daardoor ongezonder. Mensen met een laag inkomen roken meer, hebben vaker overgewicht, voldoen minder vaak aan de beweegrichtlijn en zijn zwaardere drinkers ten opzichte van mensen met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Daarnaast lopen jongeren met een lage opleidingsachtergrond, schooluitval en een beperkt toekomstperspectief een hoger risico op een onbedoelde zwangerschap of jong ouderschap.
Een slechte gezondheid kan van invloed zijn op het doorlopen van onderwijs en daarmee de kansen op werk beïnvloeden. Dat is weer van invloed op de gezondheid. Mensen die te maken hebben met chronische ziekten of arbeidsongeschiktheid, hebben over het algemeen een lager inkomen en hogere zorgkosten. Dit vergroot het risico op financiële problemen.
Door de verbanden over en weer ligt het risico van een negatieve spiraal op de loer. Een negatieve spiraal die moeilijk doorbroken kan worden, juist doordat er op meerdere levensdomeinen problemen zijn. Denk bijvoorbeeld aan het verliezen van een baan of een scheiding. De financiële zorgen die daarbij kunnen ontstaan kunnen leiden tot allerlei andere problemen zoals psychosociale problemen of ziekte.
Onder welke groepen komt armoede het meeste voor?
Armoede kan iedereen overkomen. Life events als langdurige ziekten, verlies van werk of een scheiding kunnen een belangrijke rol spelen bij het verslechteren van de financiële situatie van een persoon of huishouden. In alle levensfasen komt armoede voor. Wel zijn er in elke levensfase groepen mensen aan te wijzen waaronder armoede vaker voorkomt:
Kinderen en jongeren uit eenoudergezinnen, kinderen met tenminste twee broers of zussen en kinderen uit gezinnen met een niet- westerse achtergrond leven vaker in armoede. Eenoudergezinnen met een vrouw aan het hoofd hebben een groter armoederisico dan eenoudergezinnen met een man aan het hoofd. Dit komt omdat alleenstaande moeders relatief vaak afhankelijk zijn van een uitkering.
Volwassenen met een bijstandsuitkering leven vaker met een lager inkomen dan werkenden en hebben het meeste risico op armoede. Zelfstandigen hebben een groter armoederisico dan mensen in loondienst. Daarnaast hebben niet-westerse migranten en statushouders vaker een laag inkomen en risico op armoede.
Bij ouderen is er tussen 55 en 65 jaar meer risico op het afhankelijk worden van een uitkering door arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Maar onder de oudste ouderen (80 jaar en ouder) komt vaker armoede voor dan onder jongere ouderen. Vermoedelijk speelt bij deze ‘oudste ouderen’ mee dat zij relatief vaak van alleen inkomen uit AOW (Algemene ouderdomswet) Algemene ouderdomswet moeten rondkomen. Daarnaast vormen de relatief hoge zorgkosten binnen deze leeftijdsgroep wellicht een verklarende factor.