Verschillende soorten gedrags- of omgevingsfactoren beïnvloeden de gezondheid van mensen. De kunst is om een omgeving te creëren die aanzet tot gezond gedrag en die de gezondheid beschermt. Voor effectieve gezondheidsbevordering is het van belang dat u weet welke factoren de gezondheid positief of negatief beïnvloeden. U kunt gebruik maken van een theorie of model waarin die factoren zijn uitgewerkt. 

Voorbeeld 

Bij eetgedrag speelt het gedrag van de mensen zelf een rol, maar ook ouders die maaltijden bereiden voor hun kinderen en het aanbod van producten in winkels en restaurants. En verder het beleid welke producten er in een kantine worden verkocht, wet- en regelgeving zoals een verbod op alcohol of het duurder of goedkoper maken van gezonde etenswaren. De omgeving bepaalt dus mee welke keuzes mensen maken.

Gedrag verklaren

Een voorspeller van gedrag is de intentie: vraag mensen of ze het gewenste gezonde gedrag gaan doen. Bijvoorbeeld: bent u van plan elke dag twee stuks fruit te eten op het werk?

Er zijn drie factoren die de intentie beïnvloeden: de eigen opvattingen (attitude); opvattingen van anderen (subjectieve normen) en het vertrouwen dat iemand heeft om het gedrag uit te kunnen voeren (eigen effectiviteit).

Het ASE-model is een uitbreiding van de Theory of Planned Behavior en houdt rekening met externe variabelen die indirect het gedrag van mensen beïnvloeden en barrières tussen de intentie en het daadwerkelijke gedrag. Bijvoorbeeld: iemand is van plan om elke dag twee stuks fruit te eten op het werk, maar de marktkraam waar ze altijd goedkoop fruit haalt is er niet meer, waardoor de fruitschaal meestal leeg blijft. Of de pauzes schieten er op het werk regelmatig bij in, waardoor het meegebrachte fruit mee terug naar huis gaat.

Om gedrag te veranderen met behulp van het Health Belief Model, dienen mensen het gewenste gedrag als iets positiefs te zien dat bijdraagt aan het verminderen van een ervaren gezondheidsdreiging. Bijvoorbeeld: mensen laten zich vaccineren, screenen of volgen een doktersadvies op wanneer ze inschatten dat de voordelen groter zijn dan de nadelen. Ze zien dat 1) ze een risico lopen met mogelijk ernstige gevolgen en 2) het gewenste gedrag daar een oplossing voor biedt.

Deze theorie laat zien dat mensen leren door gedrag van anderen te observeren, dat gedrag na te doen en dat te blijven doen, als ze de (positieve) gevolgen van het gedrag ondervinden (beloning). Bijvoorbeeld: kinderen van ouders die ’s avonds de telefoon wegleggen en samen koffiedrinken, kletsen een spelletje doen, ervaren de voordelen van oprecht aandacht voor elkaar te hebben. Verwachtingen van het gewenste gedrag (contact) én de inschatting of iemand zich in staat voelt om het gewenste gedrag uit te voeren (telefoons wegleggen), zijn bepalend voor succes.

Gedrag veranderen

Dit model geeft zes fasen waarmee iemand tot het gewenste gedrag komt. In elke fase is er iets anders nodig om mensen een fase verder te brengen. Bijvoorbeeld: als iemand niet het idee heeft dat hij risicovol overgewicht heeft, zal hij zich niet aangesproken voelen door alle praktische tips en oefeningen die in zijn wijk worden aangeboden om gezond gewicht te bevorderen. Voor hem is het allereerst van belang dat hij ervaart dat gezond gewicht óók over hem gaat. Tegelijkertijd, zal iemand die graag wil leren om een gezond gewicht te houden juist wel gebaat zijn bij praktische tips en oefeningen.

De zelfdeterminatie theorie laat zien dat interventies die autonomie, betrokkenheid én competenties positief ondersteunen leiden tot duurzame gedragsverandering. Bijvoorbeeld: interventies die mensen succesvol motiveren om hun middelengebruik te veranderen gaan uit van begrip en samenwerken (betrokkenheid) en discrepantie tussen de huidige situatie en een mogelijke gewenste toekomstige situatie. En verder van de eigen doelstellingen en verantwoordelijkheid (autonomie) en het bevorderen van het vertrouwen in eigen kunnen (competenties).

Deze theorie toont het verloop van de verspreiding van een innovatie (idee, product of nieuw gedrag). Grofweg zijn er vijf groepen waar, om ze te verleiden mee te doen, een eigen strategie voor nodig is. Bijvoorbeeld: er is een e-learning stoppen met roken ontwikkeld. De ‘innovators’ horen van deze e-learning en ze gaan gelijk meedoen. De ‘laggards’ vinden het niks, doen niet mee, tenzij een intensieve en zeer persoonlijke benadering wordt ingezet. De ‘early adaptors’ zijn vrij snel bereid om mee te doen als ze de voordelen voor zichzelf inzien, gevolgd door de ‘early majority’. De late majority’ kijkt de kat uit de boom. Als deze groep het thema vaker tegenkomt en merkt dat mensen uit hun omgeving positief zijn, sluiten ze wel aan.

In het buitenland maakt men regelmatig gebruik van het gedragswiel (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020, gebaseerd op het COM-B model van Michie). Dit gaat uit van drie voorwaarden om gedrag te kunnen veranderen: competenties, drijfveren en context. 

Bijvoorbeeld: de kans dat iemand daadwerkelijk gezonde, goedkope maaltijd gaat koken is groot als hij: 

  • Weet wat een gezonde maaltijd is en hóe hij de maaltijd kan bereiden (competent). 
  • Graag een gezonde maaltijd op tafel wil zetten (drijfveer). 
  • In staat is de ingrediënten te verkrijgen en de maaltijd daadwerkelijk te maken (haalbaar binnen de context).

De drie voorwaarden, de competenties, drijfveren en context, werken als hefbomen naar het gezonde gedrag.

Inzicht in sociale en fysieke omgevingsfactoren

Dit model is ontwikkeld voor het beschrijven van omgevingsfactoren in relatie tot overgewicht en obesitas. De omgevingsfactoren worden onderverdeeld: fysiek, economisch, politiek en sociaal-cultureel. Deze omgevingsinvloeden kunnen op micro- en macroniveau plaatsvinden. Bijvoorbeeld: de aanwezigheid van sportvelden om te kunnen bewegen (fysiek), de kosten van groente en fruit (economisch), richtlijnen voor beweegonderwijs (politiek) en uitingen over de voordelen en belang van bewegen (sociaal-cultureel).

Dit model maakt de relatie tussen het individu, zijn omgeving en gezondheid inzichtelijk. Het individu is geplaatst in het midden en om hem heen zijn de verschillende lagen van invloed op gezondheid. Bijvoorbeeld: de eigen leefstijl, invloeden vanuit de gemeenschap, leef- en werkomstandigheden en algemene sociaaleconomische, culturele en omgevingsfactoren.

Het EnRG model geeft inzicht in bewuste én onbewuste persoonlijke en omgevingskenmerken die van invloed zijn op ‘energiebalans gerelateerd gedrag’. Bijvoorbeeld: Sommige mensen nemen de lift omdat die zichtbaar is. Of mensen zoeken toch naar de trap omdat ze bewegen belangrijk vinden. De mate van invloed die de omgeving heeft op het gedrag, wordt bepaald door specifieke persoonlijke en gedragsfactoren, zoals gewoontes, demografische factoren en persoonlijkheid.

Voorbeeld

Het samenspel van verschillende omgevingsinvloeden bepaalt het uiteindelijke gedrag. Bijvoorbeeld vanuit een landelijke beweegcampagne, besluit een gemeente een sportveldje aan te leggen, waardoor mensen meer gaan bewegen.

Meer lezen?