Een groot deel van de 55-plussers beweegt te weinig, terwijl voldoende bewegen de basis is voor het behoud van fysieke capaciteiten, mobiliteit en zelfredzaamheid. Bij volwassenen verhoogt weinig bewegen het risico op veel verschillende (chronische) aandoeningen, zoals hart- en vaataandoeningen, diabetes (type 2), en depressieve symptomen. Bovendien is het aannemelijk dat ook het risico op borst- en darmkanker en vroegtijdig overlijden verhoogd is. De groep ouderen die weinig beweegt heeft vaker botbreuken (vooral vaker een heupfractuur), heeft meer last van verlies van spierkracht, en gaat sterker achteruit in loopsnelheid. Verder is het aannemelijk dat ook de kans hoger is op het krijgen van lichamelijke beperkingen en cognitieve achteruitgang, dementie en Alzheimer. Mensen die gezonder, fitter en meer zelfredzaam zijn hoeven minder vaak een beroep te doen op ondersteuning vanuit de Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning ). De gemeente kan een belangrijke bijdrage leveren aan beter beweeggedrag van 55-plussers. Een deel van de mensen die weinig bewegen wil best meer bewegen, maar vindt het lastig daar zelf vorm aan te geven. Met inzet van beweeginterventies kunnen deze mensen gestimuleerd worden om meer te gaan en te blijven bewegen.

Omvang

Naarmate mensen ouder worden voldoen ze steeds minder vaak aan de beweegrichtlijnen. In de (nieuwe) beweegrichtlijnen uit 2017 zijn naast criteria voor de minimale hoeveelheid matig intensief bewegen van 150 minuten per week ook kracht- en balansoefeningen meegenomen. Al in de groep 50-60 jarigen voldoet slechts 45% aan de nieuwe beweegrichtlijnen (www.sportenbewegenincijfers.nl). Dat blijft vrijwel stabiel in de groep tussen 60 en 70, met bijna 44%. In de groep 70 tot 80 en 80-plus daalt dat percentage veel sterker, tot respectievelijk 33 en 16%.

Oorzaken van weinig bewegen onder 55-plussers

De fysieke belemmeringen die mensen ervaren bij bewegen zijn vaak een reden om niet of minder te bewegen dan gewenst. Denk aan pijn, niet vol kunnen houden, problemen met gezichtsvermogen of balansproblemen. Andere oorzaken liggen meer in de sfeer van mentale belemmeringen. Denk aan angsten om het niet vol te kunnen houden, om te vallen, voor (verergering van) pijn, en voor verergering van aandoeningen. Daarnaast zijn er nog de psychische en cognitieve aandoeningen, waaronder depressie en dementie, die er voor zorgen dat mensen geen initiatief nemen om te bewegen. Randvoorwaarden, zoals tijd, locatie, afstand, en geld zijn ook van belang.
Een negatieve houding ten aanzien van bewegen en gebrek aan motivatie, tenslotte, bepaalt voor een deel van de mensen hun beperkte beweeggedrag. Ervaringen in het verleden en een weinig stimulerende sociale omgeving spelen hierbij een rol.

Risicogroepen onder 55-plussers

Enkele groepen, die elkaar deels overlappen, zijn als risicogroep aan te duiden:

  • oudere ouderen, vooral boven de 75;
  • mensen met een lage sociaaleconomische status;
  • mensen met meerdere chronische aandoeningen (vooral diabetes type 2) en/of beperkingen tegelijk;
  • mensen met obesitas.